Deze column verscheen in Financieel Dagblad op 21 mei 2016
Het besturen van stad en land vraagt een bijzondere combinatie van kennis en vaardigheden. Voor grote bedrijven geldt hetzelfde. Alleen knopen doorhakken is niet voldoende. Besluiten moeten buiten ook standhouden, communicatie hoort in het hart van het beleid. Wie eerst een besluit neemt en pas daarna communiceert, heeft de slag al bijna verloren.
Daarmee leeft de bestuurlijke top in twee culturen: in de rationele wereld van doelstellingen, feiten en keuzes. En daarnaast in een andere wereld, waar opvattingen en beeldvorming de dag kleuren. Die twee milieus worden vaak aangeduid als de systeemwereld en de leefwereld. Je kunt ook zeggen: de verticale en de horizontale wereld. Professionele instituties (privaat en publiek) zijn veelal verticaal georganiseerd. Ze kenmerken zich door hiërarchie; de taken zijn er verdeeld, hoe hoger in de organisatie hoe breder de verantwoordelijkheid. Uiteindelijk is de minister, of de raad van bestuur van een onderneming, de baas.
In die verticale wereld worden besluiten genomen op basis van omlijnde spelregels. Problemen worden geanalyseerd, de feiten bij elkaar gezocht en geordend. Uiteindelijk vormt zich een mening, die men de moeite van het verdedigen waard vindt; in het openbaar bestuur tegenover de volksvertegenwoordiging, in het bedrijfsleven ten opzichte van de aandeelhouders en de andere belanghebbenden.
In de leefwereld, de horizontale wereld, gelden geen formele regels, burgers besluiten zelf of ze overtuigd zijn. In de traditionele media (kranten, radio en tv) en in de sociale media vormen zich beelden en opvattingen. Niet elke stem telt daar even zwaar. Niet iedereen laat zich horen. Vaak is het: zoals de wind waait, waait mijn jasje. Terwijl professionele organisaties zich beroemen op het geordend nemen van besluiten, is de meningsvorming in de publieke ruimte rommelig. De winnaar van vandaag kan zomaar de verliezer van morgen zijn. Maar uit al die dialogen vormt zich wel macht, waar de verticale wereld steeds minder omheen kan.
In de systeemwereld moet er mandaat zijn om mee te mogen beslissen, het gaat daar om gelegitimeerde macht. In de leefwereld heeft in beginsel iedereen een stem. Terwijl in de verticale wereld deskundigheid zwaar telt, is in de openbare ruimte iedere mening er één. Dat de één er wel en de ander er niet voor heeft doorgeleerd, is op het internet geen argument. ‘Dat is ook maar een mening’ krijgen wetenschappers vaak te horen. In de representatieve democratie beroept men zich op mandaat dat legitimiteit schept. In de internetsamenleving laat men zich niet in een vertegenwoordigend gareel dringen. Zoals iemand ooit twitterde: de democratie is voor jullie, de sociale media zijn van ons. Het is het gelijk van de keukentafel.
Besturen in deze nieuwe werkelijkheid vraagt van de man en de vrouw aan de top dat zij zich gemakkelijk in beide werelden kunnen bewegen. Cameron en Obama kunnen dat. Rutte ook. En Steve Jobs kon het als geen ander.
Maar uiteindelijk moet de bestuurscultuur aan de top van openbaar bestuur en bedrijfsleven grondig veranderen, daar is geen ontkomen aan. Besturen zal ook in de publieke ruimte plaats moeten vinden. Door problemen openbaar aan de orde te stellen. Door de gewenste oplossing niet als de enig mogelijke te verdedigen; door alternatieven te schetsen, objectiever met voor- en nadelen om te gaan. Het politieke bestuur zal vormen van directe democratie (referendum, gekozen burgemeester, openbare publiekspanels) als aanvulling moeten zien, niet als bedreiging. Van bedrijven vraagt het dat zij de kwetsbaarheden van hun strategische keuzes publiekelijk afwegen. De wereld bestaat niet alleen uit analisten, die in een besloten zaaltje worden bijgepraat.
De horizontale wereld heeft dankzij internet een dynamiek gekregen die grenzen stelt aan de verticale instituties. Binnen de systeemwereld moet de besluitvorming zo worden veranderd dat de leefwereld zich er deel van weet. Instituties kunnen het niet meer alleen af. De kloof tussen de twee culturen moet worden overbrugd. Niet het besluit zelf, maar hoe je tot besluiten komt bepaalt uiteindelijk het draagvlak. In de ministerskamer en in de boardroom zou op de muur moeten staan: it’s the process, stupid!