De boodschapper heeft het gedaan?

In het Commentaar ‘Al drie jaar 5 voor 12’  (DvhN 13 juli ’21) klaagt Jan Rozendaal dat de jaarlijkse boodschap van het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) begint te vervelen. “Zelfs de koppenmaker van het Dagblad van het Noorden werd er vorig jaar al moe van.” Och, hemeltje.

In het Commentaar stelt Jan Rozendaal niet de vraag waaróm het SodM het kennelijk nodig vindt om drie jaar achtereen dezelfde boodschap te verkondigen, hij vraagt zich ook niet af waaróm er eigenlijk niets met de boodschappen gebeurt. Hij legt de schuld en de verantwoordelijkheid bij de boodschapper neer. De boodschapper begint hem te vervelen, de herhaalde boodschap wordt bovendien, naar het oordeel van Rozendaal, ongeloofwaardig.

Wat wil Rozendaal dat het SodM wel doet? Hij vindt dat de baas van SodM uit een ander vaatje moet tappen, “hier en daar eens tegen een scheen schoppen”. Kennelijk realiseert Rozendaal zich niet dat juist met deze jaarlijkse boodschap (Het is crisis in Groningen, handel daarna!) het SodM tegen heel veel schenen aan schopt. En niet in de laatste plaats tegen de schenen van hun ‘eigen’ ministerie, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Het SodM heet een ‘onafhankelijk toezichthouder’ te zijn, maar als het erop aan komt is dat op onderdelen relatief. Ze zijn onafhankelijk van geest – zoveel heeft Kockelkoren wel laten zien. Maar ze zijn als organisatie wel degelijk óók afhankelijk van het ministerie. De directeur moet verantwoordings- en functioneringsgesprekken voeren met de hoogste baas van het ministerie en voor de onderzoeksbudgetten zijn ze volledig afhankelijk van datzelfde ministerie. De functie van ‘Toezichthouder’ is gericht op de activiteiten van mijnbouwbedrijven. Daar heeft het SodM instrumenten om daadwerkelijk op te treden als bedrijven niet voldoen aan wet- en regelgeving. Door een waarschuwing, een last onder dwangsom of, in het uiterste geval, het stilleggen van een installatie. Maar in het geval van de versterking in Groningen is het betreffende mijnbouwbedrijf zogezegd ‘uit het systeem’, en is de overheid daarvoor in de plaats getreden. Tegenover de ‘overheid’ heeft SodM geen enkele andere bevoegdheid dan gevraagd en ongevraagd te adviseren. Deze adviezen zijn vrijblijvend, de overheid kan ermee doen en laten wat ze wil. Eigenlijk is het SodM op het Groningendossier niet iets wezenlijk anders dan de Nationale Ombudsman, het Groninger Gasberaad of de Groninger Bodem Beweging. Ook deze partijen roepen al jaren hetzelfde, en ja, ook dat zal de heer Rozendaal ongetwijfeld vervelen. De meeste Groningers ondertussen worden doodmoe van de overheid die elke twee jaar onder het mom: “nu gaan we ons leven écht beteren”, een halfslachtige koerswijziging aankondigt die doorgaans opnieuw tot vertraging, onduidelijkheid en on-uitlegbare verschillen leidt. Hoe lang is dat dan geloofwaardig in de ogen van de heer Rozendaal?

De eigenlijke kernvraag is hier: Is het überhaupt nog mogelijk om effectief te adviseren, wanneer systematisch niets met adviezen wordt gedaan? Hoe onderbouwd, gemotiveerd, en consistent die adviezen ook zijn? Als er niks met de adviezen wordt gedaan, heeft de adviseur zijn eigen waarde dan tot nul gereduceerd, zoals Jan Rozendaal concludeert? Of is het negeren van adviezen een uitholling van de ‘checks-and-balances’ in het Nederlandse overheidssysteem? Door adviezen van, nota bene zelf ingestelde instanties, niet serieus te nemen, ontneemt de overheid zichzelf de kans om uitgedaagd te worden, scherp te blijven, te leren, door te ontwikkelen, dezelfde fouten niet opnieuw te maken. Door géén gezonde macht – tegenmacht verhouding in te bouwen ontneemt ze zichzelf minimaal de mogelijkheid tot verrijking van beleid. En hoe hardnekkiger het uitbannen van gezonde tegenmacht onderdeel wordt van onze Nederlandse bestuurscultuur, hoe groter de risico’s op de lange termijn. En dat niet alleen voor Groningen.

Op de korte termijn heeft het SodM niet veel keuze. Of zichzelf helemaal uit het dossier terugtrekken, of blijven verkondigen wat ze vinden. Het is niet anders, de verveling van de heer Rozendaal ten spijt. De vermoeide koppenmaker van het Dagblad van het Noorden geniet hopelijk van een welverdiende vakantie – zodat hij volgend jaar met hernieuwde energie een creatieve kop kan verzinnen voor ongetwijfeld een gelijksoortige boodschap van het SodM.

 

 

Delen