Persbericht Onderzoeksraad voor Veiligheid
De aanpak van de problemen die veroorzaakt worden door de gaswinning in Groningen is te gefragmenteerd en staat los van andere vraagstukken zoals de economische ontwikkeling en krimp. Dat schrijft de Onderzoeksraad voor Veiligheid vandaag in een verslag over de wijze waarop met eerdere aanbevelingen van de Raad is omgegaan. Eén organisatie zou integraal verantwoordelijk gemaakt moeten worden voor de afhandeling van de problemen in Groningen. Deze organisatie moet op basis van wettelijke bevoegdheden de verschillende belangen tegen elkaar kunnen afwegen en besluiten kunnen nemen.
Door de toekomst van Groningen als uitgangspunt te nemen, kan er een doordachte aanpak ontwikkeld worden. Nu richt de aandacht zich enkel reactief op het herstellen van ontstane problemen rond de gaswinning, waarbij elk probleem zijn eigen aanpak en proces kent. Hierdoor worden cruciale beslissingen in isolement genomen en niet pro-actief in samenhang met andere relevante vraagstukken.
De Onderzoeksraad publiceerde in 2015 zijn rapport over de aardbevingsrisico’s in Groningen en heeft verschillende aanbevelingen gedaan om ervoor te zorgen dat veiligheid voldoende aandacht krijgt in de besluitvorming over de gaswinning uit het Groningenveld. Zoals gebruikelijk heeft de Raad bekeken of de betrokken partijen gevolg hebben gegeven aan de aanbevelingen. De Raad constateert dat veel van de aanbevelingen zijn opgevolgd, maar dat juist de aanbevelingen die de institutionele inbedding betreffen niet zichtbaar zijn opgepakt.
Institutionele inbedding
Het schaalniveau waarop de problemen nu worden aangepakt, is niet in lijn met de omvang, urgentie en complexiteit van de problemen in Groningen. Voor zowel de aanpak van de problemen binnen het gasdossier als in relatie met de vraagstukken rond economische ontwikkeling en krimp dient een bundeling plaats te vinden van kennis op gebieden zoals bouwtechnische opgave, seismiciteit economische ontwikkeling, krimp en maatschappelijke effecten.
De opgave voor Groningen is veel breder dan het beleidsterrein van het ministerie van Economische Zaken; het is cruciaal dat andere departementen en bestuurlijke organen daar ook een rol in krijgen. Dit vraagt om een proactieve en integrale aanpak van de problematiek en regie op een niveau dat alle betrokken partijen ontstijgt. Bij een dergelijke integrale benadering zou gedacht kunnen worden aan een vorm als de vroegere Herinrichtingscommissie Oost-Groningen en de Gronings-Drentse Veenkoloniën, een bestuurlijk orgaan met eigen wettelijke bevoegdheden dat niet afhankelijk is van andere bestuurlijke organen.
Versterkingsoperatie
Het is noodzakelijk dat meer duidelijkheid komt over de inhoud en het proces van de versterkingsoperatie. De omvang en intensiteit van de operatie om gebouwen in het gaswinningsgebied te versterken zijn zeer groot en de operatie wordt waarschijnlijk niet binnen vijf jaar afgerond. De overheid dient realistische verwachtingen te creëren over de kansen die de versterkingsoperatie biedt, maar ook over beperkingen daarvan. Daarbij dient men zich te realiseren wat de impact is op de betrokken bewoners en hun omgeving.
Schadeafhandeling
Bewoners worden nu door een veelheid aan regelingen geconfronteerd met een sterk bureaucratisch en juridisch ingericht proces. De tot dusverre getroffen maatregelen doen geen recht aan de stapeling van problemen waarvoor de inwoners van Groningers zich gesteld zien. Bij de schadeafhandeling moet niet langer worden gestreefd naar procedurele precisie, maar naar het hanteren van de menselijke maat. Er is daarbij geen ruimte voor bemoeienis van de NAM. De overheid dient het proces van schadeafhandeling in eigen hand te nemen en de aansprakelijkheid te regelen met de NAM.
Consensus over een veilig niveau van gaswinning ontbreekt
De besluitvorming over de hoeveelheid te winnen gas is gebaat bij duidelijkheid over een acceptabel niveau van gaswinning. Hiertoe is het van belang een maatschappelijke dialoog te voeren en een politieke beslissing te nemen over een ‘acceptabel niveau van veiligheid’ waarbij het niet alleen gaat om objectieve veiligheid, maar ook om subjectieve veiligheid. De staat is verantwoordelijk voor het vaststellen van het acceptabel niveau van veiligheid.