Afgelopen maandag, 3 februari 2020, deed RTV-Noord een ‘onthulling’ die eigenlijk geen onthulling was. Althans, niet voor diegenen die de afgelopen jaren een beetje bij het Gronings gasdossier betrokken waren. Toch is de publicatie met de kop “Ministerie negeerde jarenlang noodsignalen” desondanks er ook niet één om je schouders over op te halen. Het is namelijk niet alleen ‘oud nieuws’, het raakt in de kern ook de actualiteit van hier en nu.
Om dat te illustreren willen we ingaan op het “oude nieuws” in relatie tot het nieuwste nieuws in het gasdossier: het een week geleden gepresenteerde “Versnellingspakket”. Welke waarde moeten we nu hechten aan dat Versnellingspakket?
Wat was de aanleiding van het Versnellingspakket? In het document zelf wordt bij de “aanleiding” louter een bureaucratische aanleiding genoemd: “er is in het bestuurlijk overleg besloten dat er een maatregelenpakket voor versnelling moet worden uitgewerkt”. De achterliggende, werkelijke aanleiding komt in het document niet aan de orde: het feit dat de versterkingsoperatie in de “nieuwe aanpak” niet van de grond komt.
Daarmee wordt een stap over geslagen in het proces. Het was logisch geweest eerst een analyse te maken van de oorzaak. Waaróm komt de versterking niet op gang? Het ligt voor de hand eerst te kijken welke obstakels er zijn, of en hoe die weggenomen kunnen worden, welke tijdwinst dat oplevert en dán eventueel verder te versnellen.
Die analyse wordt in het document niet beschreven, het is zelfs onduidelijk of die is gemaakt. Het argument wat daarvoor zal worden gebruikt is dat “allemaal weer tijd zou kosten”. Tegelijk wéten we dat de Boston Consultancy Group wel onderzoek heeft gedaan naar de stand van zaken van de versterkingsoperatie. Ze hebben geprobeerd de juiste cijfers op een rij te krijgen maar zullen daarbij ook gezien hebben “waar het mis gaat”. Het had in onze ogen voor de hand gelegen om wel de hoofdoorzaken van het vastlopen te benoemen, en vervolgens van daaruit te redeneren richting mogelijke maatregelen.
Eén hoofdoorzaak heeft minister Wiebes in een interview met RTV-Noord (okt. 2019) zelf uitvoerig naar voren gebracht: het volstrekt disfunctioneren van het Centrum Veilig Wonen. “In mei 2019 bleek tot onze grote schrik dat het CVW één grote black box was. Ze waren met heel andere dingen bezig dan beloofd. Ik had dat graag jaren eerder geweten.”
Dit is uiteraard onzin. Bij alle betrokkenen was al jaren bekend dat het bij het CVW een ondoorzichtige puinhoop was. Al zeker twee jaar werd de regio in de maatschappelijke- en bestuurlijke stuurgroepen NCG geconfronteerd met aansturingsproblemen bij het CVW. Productieafspraken die niet nagekomen werden, honderden versterkingsadviezen die ‘kwijt’ waren, planningen die niet werden gehaald. Niet voor niks werd er al in het najaar van 2016 (!) een wetsvoorstel voorbereid en naar de Raad van State gestuurd om de NCG instructie-bevoegdheden te geven richting CVW/NAM. Toen al was duidelijk dat met de tegengestelde publieke- versus private belangen er geen daadkrachtige oplossing van het Groningse probleem mogelijk was. Het wetsvoorstel is ergens gestrand tijdens de kabinetsformatie en na het aantreden van minister Wiebes leek het nooit bestaan te hebben.
Het ministerie van EZ(K) was al die tijd – 2015, 2016 & 2017– :
* verantwoordelijk voor de NCG,
* onderdeel van de bestuurlijke stuurgroep NCG,
* en was initiatiefnemer voor het wetsvoorstel, wat ervoor moest zorgen dat de NCG in positie zou komen ten opzichte van CVW/NAM.
Het feit dat de toenmalige NCG daarnaast ook met regelmaat noodkreten naar het ministerie stuurde, over het functioneren van het CVW, is in dat licht bijna ten overvloede, een detail in de marge.
Ook zonder die ‘noodkreten’ staat het vast dat het ministerie al die tijd heeft geweten dat het CVW op zijn minst een ‘zeer kwetsbare’ partij op het speelveld was. Alleen al gezien de aansturing door NAM, een partij met een ander belang, was CVW op voorhand als ‘kwetsbaar’ aan te merken.
De suggestie die minister Wiebes in het bewuste interview – maar ook op andere plekken en momenten – wekt; namelijk dat het disfunctioneren van het CVW als een ‘volslagen verassing, een donderslag bij heldere hemel’ kwam (en dus als “overmacht” moet worden gekwalificeerd) is aantoonbaar onzin.
We hoeven alleen maar te kijken naar de openbare kwartaalrapportages van de NCG. Neem bijvoorbeeld de kwartaalrapportage juli t/m september 2017. Hoofdstuk 2, Gebiedsgericht werken en versterken, p.12: “In het meerjarenprogramma 2017-2021 is vastgelegd dat CVW de opdracht heeft om in 2017 5.000 grondgebonden woningen en 300 andere gebouwen te inspecteren. Begin juli 2017 rapporteerde CVW onverwachts dat zij deze afspraak niet na kon komen. CVW meldde dat er een forse achterstand was ontstaan in de inspecties van 3.700 grondgebonden woningen en 300 gebouwen.” (…) “Op 1 september zijn nagenoeg alle concept-versterkingsadviezen uit de eerste ronde van inspecties in 2016 opgeleverd (door CVW). Deze voldoen niet aan de kwaliteitseisen die daaraan worden gesteld.”
Deze rapportage is opgesteld door de NCG, onder directe verantwoording van het ministerie van EZ. Hoe kan datzelfde ministerie dan nu stellen dat zij misschien “wel signalen kreeg” maar dat die “met cijfers en feiten” niet hard waren te krijgen?
Bovendien: we hadden toch ook niet voor niets de schadeafhandeling bij het CVW weg gehaald? Dat was niet alleen een principiële kwestie (‘de slager die zijn eigen vlees keurt’) maar was ook ingegeven door het feit dat de afhandeling bij het CVW totaal vastliep. Met onder anderen torenhoge proceskosten als gevolg.
Kortom, het disfunctioneren van het CVW is misschien een verklaring, maar beslist géén excuus, voor het niet kunnen realiseren van Het Jaar van de Uitvoering. Want hoe kún je een Jaar van de Uitvoering uitroepen terwijl je wéét, kon weten en moest weten dat de club die het moet doen, de zaak niet op orde heeft?
Sterker nog, zelfs als minister Wiebes zou volhouden dat hij zelf, persoonlijk, níet op de hoogte was van de malaise rond het CVW, dan is dit verwijtbaar. Hij had zichzelf er hoogstpersoonlijk van moeten laten overtuigen dat het Plan van Aanpak 2019 (de basis voor Het Jaar van de Uitvoering) uitgevoerd kon worden door de daartoe aangestelde organisaties. Minimaal had zijn eigen ministerie hem toch moeten waarschuwen? Waar baseer je anders zo’n aankondiging op? Een gok? Wensdenken? We doen maar wat?
We weten nu wel, dankzij datzelfde interview, wat één van de belangrijkste oorzaken was voor het niet aan de gang krijgen van het Jaar van de Uitvoering in de versterkingsoperatie, namelijk: het onvoldoende op orde en in control zijn van de uitvoeringsorganisatie.
Dan nu terug naar het Versnellingspakket wat voor ligt.
Het doel van het Versnellingspakket is niet alleen:
I. het versnellen van de versterkingsoperatie,
maar als hoofdthema’s worden ook genoemd:
II. het vergroten van de regie van de gemeenten
III. het verbeteren van het bewonersperspectief
We missen hier een andersoortig hoofdthema of randvoorwaarde.
Namelijk:
IV. het op orde en in control krijgen van de uitvoeringsorganisatie.
Dat was immers het grootste probleem?
Het CVW is per 1/1/2020 opgeheven. Dat was precies de datum waarop het vijfjarig (geheime) contract dat NAM met CVW had, was afgelopen. NAM had in de laatste jaren daarvoor al herhaaldelijk gemeld dat de overheid de taken van het CVW maar moest overnemen. Immers, de overheid nam de verantwoordelijkheid voor het schadeherstel en de versterking over? Dan lag het niet voor de hand dat NAM nog langer een uitvoeringsinstantie in de benen zou houden.
De Rijksoverheid hikte hier lange tijd tegen aan. Eigenlijk wilden ze liever niet. Konden ze niet, met wat aanpassingen in de aansturing, gewoon door op de oude voet? Op hoog-ambtelijk niveau is nog lange tijd geïnvesteerd in de relatie met het CVW, veel intensiever dan met de eigen NCG-organisatie. Mogelijkheden voor contractverlenging door NAM met CVW werden onderzocht. Wat er daarna precies is gebeurd weten we niet. Minister Wiebes stelt dat hij afgelopen zomer, na zijn “ontdekking” van het disfunctioneren van het CVW, heeft ingegrepen. Door te besluiten toch niet langer gebruik te maken van het CVW. Maar het kan ook maar zo, dat hij helemaal geen keuze had. Dat NAM – immers uit het systeem en op afstand geplaatst – zelf allang had besloten het contract met CVW niet te verlengen. Dan was het voor de minister een voldongen feit, in plaats van een dapper besluit.
Hoe dan ook, de definitieve beslissing om niet door te gaan met het CVW is rijkelijk laat genomen. Midden in Het Jaar van de Uitvoering. De gevolgen waren groot. Ga maar na. De beschadigde NCG-organisatie zat midden in de omvorming van een ‘beleids- en regie organisatie’ naar een uitvoeringsorganisatie. Een totale reorganisatie waarbij voor veel oud personeel geen plaats meer was, maar waar nog veel meer nieuw personeel moest instromen. Alles moest opnieuw uitgevonden worden: hoe gaan we registreren? Hoe gaan we digitaliseren? Hoe gaan we rapporteren? Wat zijn de nieuwe werkprocessen? Hoe richten we de organisatie in? Hoe moet het met de huisvesting? Daar kwam het overnemen van de taken en een (groot) deel van de medewerkers van het CVW nog bovenop. En dat alles midden in Het Jaar van de Uitvoering. Let wel: ook dit was géén overmacht, maar een te voorziene consequentie van de keuzes en besluiten die de minister had genomen.
Dan naar de situatie nu. Is dan nu de uitvoeringsorganisatie op orde? In de keten zitten nog steeds meer dan één organisatie die een rol spelen in de uitvoering van de versterking. Het CVW is weg, maar de gemeenten hebben het toneel betreden, evenals het Advies College Veiligheid Groningen en het ‘Bedrijfsbureau’. Maar ver weg de grootste speler (in omvang) is en blijft de NCG.
Laten we daarom bij NCG beginnen.
De NCG-organisatie heeft 450 medewerkers in dienst, waarvan nog zo’n twintig vanaf het begin, vier jaar geleden. Van deze 450 zijn begin dit jaar 140 van een andere ‘bloedgroep’ (CVW) binnen gekomen, hetgeen de nodige aanpassingsproblematiek met zich mee brengt. Daarnaast stonden begin van dit jaar nog 80 vacatures open. Tegelijk moeten ze opereren in een volstrekt onduidelijke context, zonder heldere instructies of formele basis. De reguliere werkprocessen lopen nog helemaal niet maar ze moeten wel versnellen. De NCG ‘heeft mandaat’, maar waarvoor eigenlijk? Zelfs de opdracht is niet helder: is de opdracht ‘zo snel mogelijk zo veel mogelijk panden ‘op norm’ te brengen? Of: ‘zo snel, zo veel mogelijk veiligheid toevoegen in Groningen?’ Of: ‘Het uitvoeren van de gemeentelijke plannen?’ Of…?
Het maakt wel uit.
Het ministerie van BZK heeft intussen het eigenaarschap en de aansturing van de NCG overgenomen van het ministerie van EZK. Onduidelijk is wat dit materieel gaat betekenen. De eigen agenda van BZK is ons niet bekend, waar wil BZK het verschil maken? Hoe willen ze dat doen? En vooral, met welk geld? Of zijn alleen de bordjes verhangen en blijft het systeem hetzelfde?
Het ministerie van EZK blijft eindverantwoordelijk voor de veiligheid én de schadeafhandeling maar heeft dat redelijk van zich af weten te organiseren. De schadeafhandeling is straks gedelegeerd naar het Instituut Mijnbouwschade en voor de aansprakelijkheid voor veiligheid worden oude en nieuwe advies- en toezichtsorganen ingezet (SodM, Mijnraad, Tcbb, ACVG). De uitvoering doet BZK. Alleen de afspraken “aan de achterdeur” met Shell en Exxon blijft het ministerie in eigen beheer zelf doen. Uiteindelijk wel bepalend voor alles.
De gemeenten hebben de uitdaging om lokale plannen te maken. Deze moeten gebaseerd zijn op risicoprioritering vanuit HRA, een lijst adressen die ze krijgen aangeleverd. Hoe maak je daar gebiedsgerichte chocola van? Zonder dat op dat moment helder is wat de mogelijke daadwerkelijke impact van de versterking zal zijn? Vervolgens moeten de gemeenten gezamenlijk de, bij NCG beschikbare capaciteit, verdelen. Maar dan moet wel helder zijn wát die capaciteit is, en dat is het niet. En dus kan SodM geen definitieve goedkeuringen geven.
Gemeenten moeten vervolgens aan de bak als ze versterkingsbesluiten moeten gaan afgeven. Het is niet waarschijnlijk dat zij dit zelf in uitvoering gaan nemen, vermoedelijk zal NCG het voorbereidende werk voor of namens de gemeenten doen. Praktische oplossing, maar zet rolzuiverheid wel verder onder druk.
De provincie is momenteel bezig om met en voor de gemeenten een nieuw projectbureau in te richten die de coördinatie en over-all regie namens de betrokken gemeenten kan doen. Vacatures voor dit bureau staan uit. Zo’n bureau kan handig zijn voor NCG/BZK, om één aanspreekpunt te hebben, maar dan moet het bureau die rol namens alle gemeenten inderdaad waar kunnen maken. Er kleeft een risico aan van weer een extra speler/factor op het veld.
Het nieuwe Advies College Veiligheid Groningen (ACVG) is al iets verder, de eerste benoemingen zijn daar sinds een paar maanden formeel een feit. Een wettelijke basis heeft het Adviescollege echter nog niet. Zij adviseren de minister over de door de NCG te hanteren ‘veiligheidskaders’. Maar hoe zij dat precies gaan doen, op welk niveau, met welke normen en welk afwegingskader en met wat voor (participatie)proces weten we nog niet. Adviezen van het college hebben we ook nog niet gezien. Dus ook hier geldt dat het nog wel zoeken is naar de precieze rolinvulling en werkwijze.
In het versnellingspakket wordt tot slot ‘het bedrijfsbureau’ aangekondigd, een aannemersloket van waaruit de busjes daadwerkelijk moeten gaan rijden. Hoe dat er precies uit komt te zien en wanneer het gereed is, is… nog niet duidelijk.
Kortom, onze -bijna onvermijdelijke- conclusie: de situatie “aan de basis” is nog altijd uitermate wankel. Niet alleen zijn er maar liefst zeker acht (!) instanties betrokken bij de versterking – en dan rekenen we de bewoner/eigenaar nog niet eens mee. Een groot deel van die acht instanties is ook nog eens óf splinternieuw, óf in reorganisatie, of moet zelfs nog opgericht worden! Van een stabiele uitvoeringsketen is daarmee naar onze mening geen sprake.
En wat als straks de beoordelingen met de nieuwe dreigingskaart worden gemaakt? Naar verwachting moet dit vanaf juli dit jaar gaan gebeuren. Wat als dan blijkt dat sloop/nieuwbouw helemaal nooit meer aan de orde is? Dat er hier en daar op basis van de typologieaanpak nog wat extra balken en ankers worden geplaatst? Wat blijft er dan over van de “gebiedsgericht aanpak”? Vervalt dan niet het voornaamste argument om bijvoorbeeld gemeenten een sterke regierol te geven?
Het maakt voor ons dat we het Versnellingspakket niet anders kunnen beoordelen als (opnieuw) een vlucht vooruit, los van de inhoud van de maatregelen.
Waarschijnlijk zal de minister van BZK zich verschuilen achter het feit dat hij het ook allemaal met ongeduld en ergernis aan ziet, en dat hij er het beste van zal maken. Net zoals minister Wiebes de chaos twee jaar geleden ook maar “geërfd” had van zijn voorganger. Het kabinet zal er bij de Kamer op aandringen niet te veel “terug te kijken”.
Wat geweest is, is geweest, laten we nu vooral vooruitkijken! Positief de toekomst in. “De Groningers zijn er niet mee geholpen wanneer we blijven hangen in het verleden.” Ook fraai is de oplossing om in de toekomst te voorkomen dat je verwachtingen niet waar maakt: gewoon geen enkele verwachting meer wekken! Laat staan een planning met deadlines presenteren. “We doen ons best, er wordt hard gewerkt. Meer kunnen we niet doen, daar moet u maar op vertrouwen.”
Maar de Kamer heeft een controlerende functie. En controle vindt per definitie nu of in het verleden plaats. Een onduidelijke toekomst kan de Kamer niet controleren.
Bovendien, het enige wat de Groningers nu hebben ís het product van het verleden. Afspraken, beloftes, toezeggingen en verwachtingen uit het recente verleden – destijds de nabije toekomst.
Er is een patroon zichtbaar sinds 2012. Ongeveer iedere twee jaar komt er een nieuw konijn uit de hoge hoed. Eerst de niet doordachte Dialoogtafel, toen een organisatie ‘op afstand van’ maar onder contract van NAM (CVW), toen de instelling van een NCG zonder werkelijke bevoegdheden, een gebiedsgerichte aanpak, toen de TCMG -alleen voor schade-, een nieuw soort NCG 2.0, een nieuwe, objectgerichte, aanpak, een Jaar van de Uitvoering, enzovoort. De intenties waren ongetwijfeld goed, maar het resultaat was desastreus. Het is alleen maar ingewikkelder, duurder en trager geworden. Vergelijk alleen al de versterkingsambities: in 2017 ging het nog om ruim 5.000 inspecties per jaar, nu, inclusief Versnellingsmaatregelen, worden 4.000 inspecties als hoopvol aantal genoemd.
Nu vertrouwen hebben in de toekomst kan alleen als we erop kunnen rekenen dat, wanneer die toekomst zo dadelijk weer verleden is geworden – het parlement daarop toeziet. En daarom is het noodzakelijk dat de Tweede Kamer nú laat zien dat het recente verleden – wat nog niet zo lang geleden de nieuwe toekomst was – serieus neemt, erkent en daarop afrekent. Want waarom zouden we erop vertrouwen dat ze dat stráks wel doen, als het nu (weer) níet gebeurt?
Ruim een jaar geleden (november ‘18) kreeg de Tweede Kamer het Plan van Aanpak 2019, waar de minister zijn Jaar van de Uitvoering op baseerde. Met daarin per kwartaal, per gemeente, per dorp, per risicoprofiel aangegeven hoeveel inspecties en beoordelingen zouden plaatsvinden. Tot op de dag van vandaag weten we niet wat daarvan is terecht gekomen. De rapportages van nu gaan over de totale aantallen tot-nu-toe. Zichtbaar zijn de lage aantallen in de afgelopen twee jaar – maar ze worden niet in relatie gebracht met de voorgenomen aantallen uit het Plan van Aanpak 2019. Wij vermoeden dat alle ‘gerealiseerde projecten’ uit de door de minister zo gewraakte ‘oude aanpak’ dateren. Maar weten doen we het niet. Het enige wat we weten is dat de ambitie voor 2019 niet is gehaald. En wie heeft nu inzage in de productie-ambitie voor 2020? Wanneer liggen we in 2020 “op schema”?
Hoe vaak gaan we dit nog mee maken? Pappen en nathouden tot 2022 en dan opgelucht overgaan tot de orde van de dag? Hopelijk hoeven we niet voor alle antwoorden te wachten tot de parlementaire enquête ooit een feit wordt. Want één ding staat vast: voor bijsturen is het dan echt te laat…
Kan het nog anders? Wij denken van wel. Zonder te beweren dat er makkelijke oplossingen voorhanden zijn, zijn wij ervan overtuigd dat bijsturen nog zin heeft. Ook bij het schadeproces is dat, nadat het een aantal keren was vastgelopen, toch gelukt. Dat kan ook met de versterking. Op zo’n manier dat het proces wordt vereenvoudigd en versneld. Daarvoor liggen er genoeg bouwstenen. Graag zijn wij bereid mee te denken of zelf met een voorstel te komen.