Voornemen gefaseerde inwerkingtreding van de Wijziging Tijdelijke wet Groningen – reactie Groninger Gasberaad

Het Groninger Gasberaad heeft middels onderstaande brief ministers Ollongren en Blok op de hoogte gebracht van de gang van zaken rondom de Tijdelijke wet Groningen:

Garmerwolde, 15 juni 2021
Betreft: Voornemen gefaseerde inwerkingtreding van de Wijziging Tijdelijke wet Groningen

Geachte heer Blok, mevrouw Ollongren,

Via deze brief willen wij onze grote verbazing uitspreken over de gang van zaken rond de Tijdelijke wet Groningen. Na een lange en chaotische aanloop is de wet in de Tweede Kamer aangenomen. Met een redelijk groot aantal amendementen – wat al iets zegt over de controverse rond de wet – waaronder twee amendementen waarbij een partij verklaarde ‘dat de voorstem een vergissing was’. Dat is pijnlijk, maar volgens de democratisch vastgestelde regels gelden de voorstemmen gewoon wel. Wanneer tijdens een voetbalwedstrijd in eigen doel wordt geschoten is dat doorgaans ook niet de bedoeling. Maar het doelpunt telt wel gewoon. Dat is nu eenmaal de spelregel die is afgesproken.

Met het weigeren om de amendementen volgens de normaal geldende regels in de wet op te nemen én onverkort in werking te laten treden, stelt u zichzelf boven de wet. Zoals hoogleraar Staatsrecht Wim Voermans het in NRC verwoordde: “Onze Grondwet kent helemaal geen recht van de regering om aangenomen wetten te ‘ont-amenderen’.” Het dan wel doen, is fundamenteel onjuist en u begeeft zich daarmee op een hellend vlak. Wij gaan ervan uit dat de Tweede Kamer, in haar rol als controleur, ook tot diezelfde, onvermijdelijke conclusie zal (moeten) komen. Dat de regiobestuurders de minister wel aanmoedigen om een ongrondwettelijk besluit te nemen, bevreemdt ons dan ook in hoge mate.

Temeer daar er ook inhoudelijk geen enkele legitimatie is te vinden om deze noodgreep toe te passen. Het adagium ‘nood breekt wet’ is hier niet van toepassing. Want waar gaat het nu helemaal om? De twee gewraakte amendementen zijn geen gevaarlijke, onmogelijke of onuitvoerbare amendementen.

In het eerste geval (Kamerstuk 35 603, nr. 38, over recht op juridische of bouwkundige bijstand) stelt u dat dit niet mogelijk is vanwege het ontbreken van financiële kaders. Het is een zogeheten ‘open- einde-regeling’. Dat klopt. Maar hoe erg is dat? Heeft u de juridische afdeling van het Instituut Mijnbouwschade Groningen financieel ingekaderd? Heeft u een grens gesteld aan het aantal juristen die bij de NCG-procedures tegen bezwaar makende bewoners moeten voeren? Nee. Aan de kant van de overheid is het opvoeren van juridische adviseurs en advocaten ongelimiteerd. Waarom zou dat voor de kant van de gedupeerden niet kunnen gelden?

De kennelijke angst dat het zo opnemen van deze bepalingen tot buitensporig hoge kosten zal leiden, zegt iets over hoe u de situatie inschat. Had u voldoende vertrouwen gehad in de processen van uw eigen uitvoeringsorganisaties dan was dit geen enkel probleem geweest. De mate waarin een beroep gedaan zal worden op juridische of bouwkundige bijstand heeft u in hoge mate zelf in de hand. Hoe beter u de uitvoering organiseert, des te kleiner die behoefte er zal zijn. Tenzij uw mensbeeld zo in elkaar zit dat u verwacht dat burgers massaal juridische bijstand claimen, alleen omdat het kan. Of omdat ze altijd “het onderste uit de kan willen”. Zoals de waard is, vertrouwt ie zijn gasten.

Het amendement bevat overigens nog een lid wat bepaalt dat door de ministers ‘nadere regels’ kunnen worden gesteld over de wijze waarop de vergoeding van de kosten plaatsvindt en de procedure die daarvoor geldt. Hiermee is de mogelijkheid gecreëerd om tot een reële procedure te komen waarmee excessen voorkomen kunnen worden.

Tot slot geeft u nog het argument dat het amendement eigenlijk overbodig is: “Ter uitvoering van de motie van het lid Dik-Faber c.s. over het toegang verschaffen tot onafhankelijk juridisch advies zal bewoners overigens al toegang verschaft worden tot onafhankelijk juridisch advies.” (brief 11 mei, 2021, 35603, nr. 81) Dit is helemaal vreemd. U zegt hier eigenlijk, “we doen het al, dus we hoeven het niet meer vast te leggen”. Maar daarmee verklaart u eigenlijk dat de hele wet overbodig is. We versterken al, dus waarom zouden we het nog vastleggen? Het is van tweeën één: óf u was het toch al onverkort van plan – dan is er niks op tegen om dit voornemen in de wet te verankeren. Of u heeft een vaag voornemen maar wilt de vrijheid behouden daar elk moment een andere invulling aan te kunnen geven of er toch vanaf te zien.

Het andere amendement (Kamerstuk 35 603, nr. 68) gaat over het in eigen beheer uitvoeren van de versterking. Hier komt u met ogenschijnlijk principiëlere argumenten: Dit amendement zou de “publieke verankering van de versterkingsopgave loslaten”, het zou ervoor zorgen dat er “niet langer op basis van objectieve methoden een beoordeling zou plaatsvinden” en het zou betekenen “dat de verantwoordelijkheid voor de veiligheid niet langer meer bij de overheid ligt.”

Het eerste argument (‘publieke verankering van de versterking’) is vaag. Het ging erom dat NAM uit het systeem was, dat is hier nog steeds het geval. Het tweede argument (‘objectieve beoordeling’) is ook dun. U bent zelf een groot voorstander van de zogenaamde ‘praktijkaanpak’ waarbij ‘expert-judgement’ centraal staat. Een bouwkundige/aannemer die op basis van kennis en praktijkervaring kan beoordelen wat er nodig is om een pand veilig te maken. Is dat in uw ogen dan niet ‘objectief’? Het derde argument (‘verantwoordelijkheid voor de veiligheid’) is te ondervangen. Immers, bij elke grotere ingreep in een pand zal een bouwvergunning nodig zijn. U kunt het aspect van ‘veiligheid’ in die voorwaarden laten opnemen en op die manier altijd een toets doen. Zoals dat gebruikelijk is via het bouwbesluit.

Uw échte argument benoemt u terloops in uw brief: “het stelt de mogelijkheid tot coördinatie van de versterking geheel buiten werking”. U bent bang grip te verliezen op de operatie (en daarmee op de kosten?). Het is een oneigenlijk en politiek argument. Want uiteraard was dit in de kern juist de bedoeling van het amendement! Dit gaat juist om die mensen die niet willen of kunnen wachten tot de instanties eraan toe zijn om ze op te nemen in de planning. Deze mensen kunnen nu geen kant op. Iedereen is volledig afhankelijk van deze instanties. Wanneer neemt hun gemeente ze op in het ‘lokale plan’ en wanneer gaat de NCG dan daadwerkelijk acteren? Het is voor veel mensen volstrekt onduidelijk. Ook hier ligt de sleutel bij uzelf. Wanneer u erin slaagt een heldere Meerjarenplanning te presenteren en er bovendien in slaagt een soepel proces te implementeren met minimale overlast voor bewoners, dan zal het merendeel van de Groningers daarin graag mee gaan. Een enkeling zal dat om eigen moverende redenen niet kunnen of willen, en die moet daar dan ook niet toe gedwongen worden. Het had, in lijn met uw eigen mantra “de bewoner centraal”, voor de hand gelegen om juist pro-actief mee te denken in hoe dit mogelijk gemaakt zou kunnen worden. ‘De bewoner centraal’, zolang u ze maar kan coördineren en regisseren?

Kortom, als u, net als de regionale bestuurders in Groningen, ervan overtuigd bent dat de Wijziging van de Tijdelijke wet Groningen zo snel mogelijk van kracht moet worden, dan kunt u dat gewoon doen! Door te stellen dat wanneer u ‘gedwongen zou worden’ de koninklijke weg te volgen (door het voorstel terug te trekken en opnieuw in procedure te brengen) dit onaanvaardbare consequenties voor de Groningers zou opleveren, draait u de zaak om. Niemand dwingt u om de voorliggende, volgens de juiste spelregels tot stand gekomen, wet níet gewoon in zijn geheel van kracht te laten zijn. Dat doet u zelf. En niet omdat u daarmee het belang van de Groningers denkt te dienen. U, en uw overheidspartners in de regio, hebben een minstens zo groot belang, zo niet een groter belang bij de snelle inwerkingtreding van de wet, dan de inwoners van Groningen. Geen Groninger wordt minder van de opgenomen amendementen. Het gaat niet om hun, maar om úw angst. Ongegronde en ongrondwettelijke angst.

Delen