“Ongekend onrecht” was de titel van het rapport van de Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag. Alleen al uit deze ongetwijfeld zorgvuldig gekozen titel werd duidelijk dat dit niet zonder gevolgen kon blijven. Het kabinet talmde en draalde, maar realiseerde zich dat ze beter de eer aan zichzelf kon houden. Opstappen met opgeheven hoofd was altijd nog beter dan publiekelijk weggestuurd te worden. En dus kondigde minister-president Mark Rutte op 15 januari uit eigener beweging aan het ontslag van zijn kabinet aan de Koning aan te bieden. Hij deed dat met een sobere, korte speech waarin hij benadrukte dat de rechtsstaat burgers moet beschermen tegen een almachtige overheid “en dat is hier op een verschrikkelijke manier misgegaan”. Hij voegde eraan toe: “Het kan en mag niet nog een keer zo verschrikkelijk misgaan. (…) Signalen dat het ergens niet goed gaat, moeten veel sneller naar boven komen en veel sneller tot actie leiden.”
In Groningen werden de wenkbrauwen gefronst. Hoeveel signalen heeft Den Haag nodig? En wat moeten we doen om ze “sneller naar boven” te krijgen? Hoeveel politici – inclusief Mark Rutte zelf – hebben Groningers de afgelopen jaren aan de keukentafels gehad? Sloten koffie en bergen Grunneger kouk zijn er doorheen gegaan. Het veranderde niks.
(In Den Haag reageren ze op dit ‘signaal’ intussen geïrriteerd, “Er is anders heel veel geld naar Groningen gegaan”. In de BV Nederland is dat ongeveer het ultieme criterium voor probleemerkenning en oplossing. “Er is geld voor uit getrokken, dus hebben we gedaan wat we konden.” Of daarmee ook een oplossing voor de problemen is bereikt, daar moeten anderen zich maar mee redden).
Mark Rutte eindigde zijn aankondiging van het aftreden: “Met dit besluit van vandaag wil het kabinet recht doen aan al die ouders aan wie ongekend onrecht is aangedaan.” Opgelucht pakte hij zijn papieren bij elkaar en niet veel later zat hij lachend op zijn fiets, appeltje in de hand, zwaaiend naar de pers, op weg naar de Koning. Dat was dan weer dat. Mark Gaat Dóór.
En dus, demissionair of niet, wil het kabinet voor de verkiezingen ook nog even ‘dat andere smetje op het blazoen’ wegwerken: de aanpassing van de Tijdelijke Wet Groningen, de wet Versterken. En als het kabinet dat wil, dan regelt de coalitie dat in de Tweede Kamer. Ook al waren alle oppositiepartijen tegen en is het al honderd jaar goed gebruik dat een onderwerp -zeker een wet- in een demissionaire periode bij de geringste discussie in de Kamer controversieel wordt verklaard. Het gehanteerde argument “we willen niet vertragen” is van een brutaliteit waar geen normaal mens tegen opgewassen is. Na al die járen…
De wet die voorligt lost de problemen van de gedupeerden niet op. Het uitstellen van de wet lost overigens evenmin iets op. Er is eigenlijk maar één oplossing, de wet – maar vooral de praktijk – moet worden aangepast. De Raad van State oordeelde over de eerste versie van de wet buitengewoon kritisch, lang niet alle bezwaren zijn in de nieuwe versie weggenomen. De veranderingen gaan lang niet ver genoeg. Het Groninger Gasberaad heeft de Kamerleden onderbouwde voorstellen, inclusief kant-en-klare amendementen, aangeleverd in het stuk “Te veel, te weinig, te laat”. Ook uitvoeringsorganisatie IMG heeft eigen verbetervoorstellen gedaan (zie artikel “IMG wil helpen bij duurzaam herstel woningen”). Samen met de GBB en Vereniging Eigen Huis hebben we een checklist (‘Sociaal Handvest’) gemaakt met toetsingscriteria voor wet én praktijk. En hoogleraar Bestuursrecht Herman Bröring heeft in een binnenkort te publiceren artikel in NJB de tekortkomingen van de wet uiteengezet. Ook het SodM heeft meermaals gepleit voor een andere (crisis)aanpak.
Het is maar een greep uit alle stukken met suggesties, verbetervoorstellen en kritische kanttekeningen. Allemaal komen ze op hetzelfde neer: het is te bureaucratisch ingericht en de scheiding tussen schade/versterken is onwenselijk vanuit het perspectief van de bewoner.
Een (niet uitputtende) lijst met goede ingrediënten wordt aangeboden op een presenteerblaadje. Maar de kern van het probleem is dat niemand die ingrediënten zal oppakken. Er zijn te veel actoren (deel)verantwoordelijk, maar niemand is verantwoordelijk voor de soep zelf. Het probleem is van iedereen, en dus van niemand. Twee ministeries, twee uitvoeringsorganisaties, vijf gemeenten, één provincie, allemaal een stukje van de verantwoordelijkheid voor het oplossen van het probleem aan dezelfde huizen. Als het niet loopt (wat het dus niet doet) kan iedereen naar iedereen verwijzen en heeft de bewoner niemand, of heel veel instanties, om aan te spreken. Niet alleen de bewoners maar ook de professionals zelf worden er gek van (zie recent rapport: Voortgang & voetangels in het gaswinningsdossier). Op dit moment moet de gedupeerde bewoner zelf zijn oplossing (of beter: zijn rechten) al strijdend met een lange adem bij elkaar zien te sprokkelen. ‘Zo hadden we het niet bedoeld’. Waar kennen we het van? Het éne ministerie verantwoordelijk voor de wet, het andere voor de uitvoering? Was dat geen recept voor ongelukken?
De eerste de beste mogelijkheid die (de regering van) Rutte heeft om te laten zien dat hij iets geleerd heeft van de Toeslagenaffaire laat hij nu lopen. Met open ogen worden dezelfde fouten gemaakt. Vermoedelijk vooral om te kunnen bevestigen dat, met het aannemen van de wet in de Tweede Kamer, Den Haag zijn huiswerk heeft gedaan. Natuurlijk, er moet nog uitgevoerd worden, “maar dat is verder aan de regio. Als hen dat mislukt kunnen wij daar ook niks aan doen”. Bijkomend voordeel: in de formatie hoeft er verder niet over gesproken te worden, in het regeerakkoord geen ruimte aan verspild. Waarom zou een nieuw kabinet ook? Zodra de wet door de Eerste Kamer is aangenomen (planning kabinet: over een paar maanden) is ook het eindpunt van het onderzoek van de Parlementaire Enquête aardgaswinning vastgesteld. In het afgelopen week gepubliceerde onderzoeksvoorstel wordt de onderzoeksperiode gedefinieerd als de periode die begint bij de vondst van het aardgas en eindigt op het moment waarop de Eerste Kamer de wettelijke verankering van de versterkingsoperatie heeft aanvaard. Voilà; de conclusie dat die Versterkingswet heeft gefaald zal in ieder geval níet door de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen worden getrokken.
Daar zouden we ook niet afhankelijk van moeten zijn. Parlementaire enquêtes of – ondervragingen zijn instrumenten waar we zuinig mee moeten zijn. Dat kan, wanneer we inderdaad getrokken lessen ter harte nemen. Een belangrijke les uit Ongekend Onrecht is dat aandacht voor de uitvoering en kwaliteit van wetgeving cruciaal is om latere drama’s te voorkomen. De inkt van deze les is nog niet droog of het parlement lijkt hem alweer vergeten. Juist nú zou de Kamer er veel aan gelegen moeten zijn niet opnieuw boter op het eigen hoofd te willen smeren. Maar wat fundamenteel mis is, is niet zomaar recht gezet.
En zo zullen we in Groningen nog wel even doorploeteren. Opstand is niet te verwachten, burgers zijn afgehaakt, moe gestreden, accepteren “dat het nu eenmaal zo is”. Wat kunnen ze doen? Van Graanrepubliek naar Bananenmonarchie. En de boer? Die ploegde voort.